Dat bracht hen in conflict met de daar al aanwezige volkeren zoals de Pokot en de Karamojong die hen met veel geweld verder naar het westen dreven. Mannen werden omgebracht, vrouwen, kinderen en vee werden ontvoerd en in dienst gesteld van de genoemde volkeren. Slechts een klein deel van de bevolking wist aan het geweld te ontkomen en zocht aansluiting bij de op de hellingen van Mt. Elgon gevestigde Kony voor wie de vijanden geen gevaar vormden, ze waren heer en meester bij oorlogen in bergachtig terrein en de Pokot en Karamojong moesten de achtervolging opgeven.

Hun verwantschap met de Kalenjin blijkt vooral uit hun grote atletische vermogen en velen van hen sporten op wereldtopniveau. De ‘gewone man’ leeft van de landbouw waarin ze een opmerkelijke technische voorsprong hebben opgebouwd op vele omringende volkeren. Ze verbouwen niet alleen maïs, maar ook koffie, pyrethrum, suikerriet en cassave (een soort aardappel).